‘Mé Katrien, er zaten veel mensen aan de tafel. Leuk hé, en met meme Leona, en Marte, en….’. Achterop de fiets ontpopt Mielemansje zich altijd tot een spraakwaterval. Alsof de frisse lucht en het zicht op mijn zwoegende rug hem inspireren tot volzinnen mét intonatie. Ik trap stevig door tegen wind, laat hem zijn monoloog uitzingen, want we bleven te lang aan die tafel en zijn eerste kleuterklasje start bijna.
Ik ben blij dat hij er ook van geniet. De grote gevulde tafel die ooit de kern van mijn toekomstdromen vormde. Als enig kind vond ik het te stil aan onze keukentafel. Ondanks mijn constant gebabbel, schijnt het. Ondanks of net daarom? Ik dagdroomde geregeld weg naar een groot gezin aan een tafel van tien. Die droom kwam zo hard uit. Ik zit er midden in. En aan die tafel dus.
De samenstelling eters wijzigt dag na dag. Vier generaties schuiven af en aan, wisselen en bedisselen. Voeren grootse tafelgesprekken. ‘Onze nieuwe buur is een transman’. ‘En begrijp je hem een beetje?’ ‘Euh, ja, ik had nog geen diepgaand gesprek met hem daarover hoor, waarom vraag je dat?’. ‘Je Frans was nooit goed en die fransman kan toch geen Nederlands?’
Mielemans vindt dit dus ook fijn. Te jong om te snappen wat er gezegd wordt, maar oud genoeg om de sfeer te proeven van tafelen met velen. Ik zet hem net op tijd op school af en terwijl hij naar de juf rent ben ik toch opgelucht dat hij nog niet kan navertellen wat hij allemaal hoort.